Argentinian Flight Mode

Argentinian Flight Mode

Het was begin december en we hadden nog anderhalve week totdat we naar huis zouden vliegen. Op dat moment stonden niet alleen de gletsjers en bergketens van Zuid-Patagonië op ons wensenlijstje, maar ook de imposante Iguazú-waterval, ruim vierduizend kilometer naar het noorden bij de Argentijnse grens met Brazilië en Paraguay, en de Argentijnse hoofdstad. Na enige twijfel besloten we om diep in de buidel te tasten, vijf noodzakelijke vluchten te regelen en onze dagen (nog) voller te plannen om al deze plekken en hun bezienswaardigheden toch te kunnen bezoeken, want wie weet of en wanneer we nog een keer de kans krijgen. Het boeken van de vluchten was niet makkelijk: online boeken bij Aerolineas Argentina bleek onmogelijk en twee bezoekjes aan hun kantoor bleken noodzakelijk. Door de tientallen wachtenden voor ons kostten deze bezoekjes ons een paar uur. Je moet er wat voor over hebben…

Onze eerste bestemming in Zuid-Patagonië was Ushuaia, de meest zuidelijk gelegen stad ter wereld, in de Argentijnse provincie Vuurland. Deze stad draagt dan ook de bijnaam ‘fin del mundo’. De plek stond eigenlijk niet op onze reisverlanglijst, omdat we van meerdere reizigers hadden gehoord dat het niet de moeite waard was. Maar omdat er geen directe vluchten van Trelew naar El Calafate vertrokken op de dag dat wij wilden reizen en we daarom sowieso moesten overstappen in Ushuaia, besloten we de stad toch een kans te geven en er twee nachten te verblijven. Met 37 graden op de thermometer stapten we in Trelew in het vliegtuig, om twee en een half uur later in Ushuaia uit te stappen met 12 graden. Voor ons was dit een koude shock, maar voor de inwoners van de stad was het een heerlijke lentedag. Een taxichauffeur vond een jas dan ook onnodig.

Ushuaia, ‘fin del mundo’

Omdat we in de ochtend waren aangekomen, hadden we de hele middag en een deel van de avond (de zon ging pas om tien uur onder) de tijd om een wandeling te maken. De zon brak door en het werd uiteindelijk een uitzonderlijk warme middag met 17 graden. In anderhalf uur wandelden we door een bos en veenlandschap naar Lago Esmeralda, een lichtblauw meer omlijst door hoge bergen met sneeuw. Het gebied was prachtig, dus ik begon mij af te vragen waarom andere reizigers ons hadden afgeraden naar dit gebied te reizen. Op de terugweg toeterde de chauffeur van onze minibus constant naar andere auto’s. Het bleek dat één van de voetbalclubs uit Buenos Aires, River Plate, de finale van de Copa Libertadores had gewonnen. Er woonden hier veel supporters van deze club, want het werd uitbundig gevierd met vlaggen, gezang en getoeter.

Lago Esmeralda

De volgende dag verkenden we het gebied rondom Ushuaia per boot, het Beaglekanaal om precies te zijn. Deze zogenaamde ‘zeestraat’ van 250 kilometer lang, die deels in Chili ligt en deels in Argentinië, verbindt de Stille Oceaan met de Atlantische Oceaan. De zeestraat is vernoemd naar het schip de HMS Beagle, dat in 1826 vertrok op expeditie naar Patagonië en Vuurland. Dit schip is beroemd geworden door de aanwezigheid van Charles Darwin op diens reis rond de wereld van 1831 tot 1836. Voordat hij naar zijn bekende bezoek bracht aan de Galapagoseilanden, reisde hij over deze wateren.

Ushuaia ligt precies in het midden van het Beaglekanaal en Antarctica ligt op ‘slechts’ 1000 kilometer afstand. Dat is ook de reden dat alle cruises naar Antarctica vanuit Ushuaia vertrekken. Helaas was voor dit voor ons geen optie, want de goedkoopste tickets kosten meer dan 5.000 euro per persoon; wij moesten het doen met een boottocht van drie uur door het kanaal. De omgeving vond ik wederom mooi, met mooie hoge bergen en rotsige eilandjes. Op één van deze eilandjes stond een opvallende rood-witte vuurtoren en op een ander woonde een kolonie zeeleeuwen met twee grote mannetjes. We hebben tijdens deze reis al vaak zeeleeuwen gezien, maar het verveelde nog steeds niet. Soms worden er walvissen gespot in het kanaal, maar het gaat dan meestal om een babywalvis die door een aantal slimme orka’s het kanaal in wordt gejaagd, terwijl een ander deel van de groep de walvis opwacht aan het einde. Deze zuidelijke wateren zijn ook het leefgebied van koningskrabben, en die avond hebben we samen één zo’n enorm beest opgegeten in restaurant El Viejo Marino.

Rotsige eilandjes in het Beaglekanaal
Koningskrabben in het restaurant El Viejo Marino, Ushuaia

Op onze laatste ochtend in Ushuaia bezochten we het nationale park genaamd Vuurland, Tierra del Fuego in het Spaans. Het is de bekendste ‘attractie’ van het gebied. Dit was te merken aan de busladingen toeristen die in het park werden afgezet voor een korte wandeling op de houten wandelpaden door het bos, die wij niet heel bijzonder vonden. De andere ‘bezienswaardigheden’ van het park waren het bord dat het einde markeert van de Panamerican Highway, die in Alaska begint, en het ‘meest zuidelijke postkantoor ter wereld’. Ondanks dat hun claim niet klopt – Han vond op de kaart een postkantoor op Antarctica – hebben we vanuit dit postkantoor een kaartje gestuurd naar het thuisfront.

Het meest zuidelijke postkantoor ter wereld?

In een rustiger gedeelte van het bos liet onze gids verschillende mossoorten zien, die alleen groeien in gebieden waar de lucht niet verontreinigd is. Ook vertelde hij over de overlast van bevers. Zij zijn ooit door mensen meegenomen uit Canada, in de hoop een succesvolle beverbont-business op te kunnen zetten in het gebied. Dit mislukte doordat de dikke bontlaag van de bevers in een paar jaar tijd slonk omdat de temperatuurverschillen in Vuurland minder extreem zijn dan in Canada. Het hele jaar door schommelt de temperatuur hier namelijk tussen de nul en vijftien graden. De bontproductie mislukte, maar de bevers bleven en vermenigvuldigden zich snel bij een gebrek aan natuurlijk vijanden. Grote delen van het bos stonden en lagen vol met dode bomen, omdat de bevers met hun dammen grote delen bos onder water hebben gezet.

Korstmos in Vuurland
Eén van de vele beverdammen in de natuurgebieden bij Ushuaia

Na het bezoek aan Vuurland was het tijd om bijna zeshonderd kilometer noordelijk te vliegen naar onze volgende bestemming: El Calafate. Deze plaats ligt in het zuidwesten van Argentinië, vlakbij de grens met Chili. Hier bezochten we Perito Moreno, een enorme gletsjer van 5 kilometer breed en 30 kilometer lang. Het is één van de weinige gletsjers die nog groeit en het was indrukwekkend om deze van dichtbij te zien en te horen. Het was alsof het stuk ijs leefde; constant hoorden we het ijs kraken en breken. Af en toe brokkelden grote stukken ijs af, die met een enorm kabaal in het water stortten. Per dag verliest de gletsjer ongeveer 2 meter aan ijs, maar hetzelfde aantal meters groeit bovenop de berg, waar het altijd sneeuwt, elke dag weer aan.

Perito Moreno
Een stuk ijs dat van de gletsjer afbrokkelde en in het water stortte

Na een korte boottocht moesten we ongeveer een uur wandelen tot een punt waar we de gletsjer konden betreden. Nadat we waren voorzien van een harnas (uit voorzorg), een helm en stijgijzers, kon onze wandeling van 3,5 uur over het ijs beginnen. Aan het begin en het einde van de wandeling zag het ijs er een beetje grijzig uit, omdat het aan de randen dooit. In het midden van de gletsjer was het ijs volledig wit met een blauwe gloed. We liepen langs ijsgrotten en crevassen, watervallen, meertjes en rivieren in het ijs. Het water was zo puur dat we het zonder probleem konden drinken. We lunchten midden op de gletsjer voordat we met de groep terugkeerden. Het lopen op het ijs was zwaar, omdat we de stijgijzers bij iedere stap goed in het ijs moesten stampen. De laatste meters op het ijs en daaropvolgende wandeling van een uur waren dan ook behoorlijk zwaar! Op de terugweg in de boot werden we getrakteerd op een whisky met ijs dat afkomstig was van de gletsjer. Op de terugweg in de bus viel ik als een blok in slaap. Het was een zware, maar geweldige ervaring.

Een ijsgrot

De volgende ochtend reden we in drie uur tijd naar El Chaltén, een klein dorp dat middenin het nationale park Los Glaciares ligt. ’s Middags wandelden we in totaal zes uur door een mooi gebied naar het grijze gletsjermeer Laguna Torre, waarin verschillende ijsschotsen dreven. Ondanks dat het een vlak en makkelijk pad was, had ik moeite met de terugweg van negen kilometer, omdat ik behoorlijke spierpijn had van de wandeling op de gletsjer van de dag ervoor. Maar het stelde niets voor vergeleken met de wandeling die we de volgende dag zou gaan maken.

Laguna Torre

Met (nog meer) spierpijn liepen we richting de bekende berg Fitz Roy, gelegen op de grens tussen Chili en Argentinië. Francisco Moreno, waar de gletsjer in El Calafate naar is vernoemd, vernoemde deze berg naar scheepskapitein Robert FitzRoy, die met het eerder genoemde schip de HMS Beagle met Charles Darwin aan boord een reis rond de wereld maakte. Het was een lange wandeling van ruim 29 kilometer, waar we – inclusief pauzes – negen uur over deden. Vooral de laatste anderhalve kilometer naar het eerste gletsjermeer waren steil en pittig. Gelukkig was het lichtgroene meer en de puntige dubbele top van Fitz Roy net zo imposant als we van vele reizigers hadden gehoord. Nadat we bij dit uitzicht onze lunch hadden opgegeten, liepen we verder naar een ander uitkijkpunt, waar we een donkerblauw gletsjermeer ontdekten. De rest van de route was overigens ook prachtig en we hebben meerdere keren een rode Magelhaenspecht van dichtbij gezien.

De dubbele top van Fitz Roy en één van de gletsjermeren
Fitz Roy, de top verscholen tussen de wolken en de twee gletsjermeren
Magelhaenspecht

Na drie dagen achter elkaar zware wandelingen te hebben gemaakt, smaakten de steak en de rode wijn extra goed. De been- en voetmassages van de dag erna waren tevens zeer welkom. Vroeg in de avond vertrokken we weer naar El Calafate, omdat we de daaropvolgende dag via Buenos Aires naar de watervallen van Iguazú in het noorden van Argentinië zouden vliegen. Laat in de middag landden we in de hete en benauwde jungle van het nationale park Iguazú. Dit was wederom een groot contrast met de koudere temperaturen van Zuid-Patagonië. Langs de kant van de weg van het vliegveld naar ons hotel stonden borden waarop werd gewaarschuwd voor overstekende jaguars. Onze taxichauffeur had inderdaad een keer een dode jaguar in de berm zien liggen. De kans een levende jaguar langs de weg te spotten is erg klein, want onderzoekers hebben er slechts tachtig in het nationale park geteld. Om even bij te kunnen komen van de zware wandelingen, verbleven we in een mooi hotel met zwembad buiten het centrum van het dorpje Puerto Iguazú.

Ontspannen in het zwembad van ons hotel

De volgende twee dagen stonden in het teken van de Iguazú-watervallen, die bekend staan als één van de mooiste watervallen ter wereld. Op dag één bezochten we de Argentijnse kant en op dag twee de Braziliaanse, want de grens tussen beide landen loopt in het midden van de Iguazú-rivier. Han en ik hebben inmiddels veel watervallen gezien, waaronder de Niagara-watervallen op de grens van de Verenigde Staten en Canada, maar Iguazú was veruit het meest indrukwekkend. Over een afstand van 2,7 kilometer valt een enorme hoeveelheid water op ruim 250 plekken zo’n tachtig meter naar beneden. Het merendeel van de watervallen ligt in Argentinië, dus hier waren we een hele dag mee zoet. We hebben de watervallen vanuit bijna alle mogelijke hoeken gezien: eronder, ernaast en erboven. We begonnen de dag met een boottocht, waarbij we twee watervallen in voeren. Gelukkig was het warm, 38 graden, want we werden kletsnat. Het indrukwekkendste gedeelte was Devil’s Throath, een plek die onmogelijk met een boot te bereiken is. Van bovenaf konden we het natuurgeweld wel bekijken. We hebben ruim een uur gebiologeerd gekeken naar de enorme hoeveelheid water dat krachtig naar beneden stroomt.

Iguazú vanaf Argentijnse zijde
Kletsnat tijdens de boottocht
Devil’s Throath, gezien vanaf Argentijnse zijde

Naast de watervallen hebben we veel dieren gezien: kleurrijke toekans, varanen, vlinders, pluchekapgaaien en heel veel neusberen. Deze dieren ogen schattig, maar zijn door de aanwezigheid van mensen geoefende voedseldieven geworden. Het enige dat de Argentijnse zijde niet bood was een panoramisch uitzicht op Devil’s Throath. Daarvoor moesten we de dag erna naar Brazilië. Het Braziliaanse gedeelte was een stuk kleiner en daardoor oogde het drukker. Met enige moeite wisten we een foto te maken van de watervallen vanaf het overvolle panoramische platform. Het uitzicht was het waard, maar de Argentijnse kant beviel ons beter. Na een paar uur hadden we dan ook alles wel gezien. Ten slotte brachten we nog een bezoek aan het drielandenpunt, waar we vanuit Argentinië uitkeken op Brazilië en Paraguay.

Een neusbeer
Een toekan
Een pluchekapgaai
De watervallen van Iguazú, gezien vanaf de Braziliaanse zijde

De volgende dag vlogen we naar Buenos Aires, onze laatste bestemming. We verbleven twee nachten in de wijk Palermo, dat gutst van de hippe wijnbars en goede restaurants. We hadden helaas niet echt genoeg tijd om de stad in zijn volledigheid te ervaren, maar we hebben de meeste toeristische bezienswaardigheden die ons aanspraken kunnen bezoeken. De laatste avond van onze reis van in totaal 118 dagen hebben we afgesloten op het terras bij Don Julio met een goede Argentijnse steak en rode wijn. De wachttijd op een tafel in dit restaurant is hier gemiddeld anderhalf uur, tenzij je (net als wij) al voor openingstijd in de rij gaat staan. De kerststemming was ver te zoeken, maar toch zouden we de volgende middag naar Nederland vliegen, net op tijd voor de kerstdagen. De laatste anderhalve week waren druk en vermoeiend, maar erg indrukwekkend. Het was een spectaculair einde van een geweldige reis.

De afsluitende steak met rode wijn op het terras bij Don Julio