De Carretera Austral is een weg van 1.240 kilometer, die begint in Puerto Montt en eindigt in Villa O’Higgins in het merendistrict Los Lagos en de Aysén-regio in het noordelijk deel van Chileens Patagonië. De weg werd gemaakt in opdracht van dictator Augusto Pinochet. In 1973 kwam hij aan de macht na een militaire staatsgreep en hij heeft verschrikkelijke gruwelijkheden op zijn naam staan, zoals martelingen en moorden. De aanleg van de weg was een enorme klus die meer dan twintig jaar in beslag nam; pas in 1996 werd de weg voltooid. Langs de route is een propagandistisch monument opgericht waarin Pinochet wordt bedankt voor de aanleg van de weg, omdat het de geïsoleerde plaatsen in dit gebied met elkaar heeft verbonden. De Carretera Austral schijnt een geweldig mooi gebied te doorkruisen. Daarnaast zijn het klimaat en het landschap vrij uniek, omdat land op deze breedtegraden een zeldzaamheid is (Nieuw-Zeeland en een paar kleine eilanden uitgezonderd). We besloten daarom om twee weken van onze reis te wijden aan het rijden van een deel van de weg.

Na een zeventien uur durende busrit vanuit Santiago arriveerden we in Puerto Montt, waar we voor dertien dagen een auto huurden. Omdat de Carretera Austral niet volledig geasfalteerd is, wilden we een grotere auto huren dan normaal gesproken, maar 4×4’s waren niet meer beschikbaar. Vanuit Puerto Montt zouden we naar het zuiden rijden, via het grootste meer van Chili weer naar het noorden afbuigen, om via een detour naar Futaleufú bij de Argentijnse grens weer terug te keren naar Puerto Montt.

Puerto Montt ligt aan de grillige kust van Chileens Patagonië, waar het eerste deel van de Carretera Austral langs kronkelde. In het plaatsje Caleta La Arena werd de weg plots onderbroken door de oceaan. De enige mogelijkheid om verder te reizen was per veerboot, die wel iets weg had van een kleinere versie van de boot naar Texel. Deze bracht ons in een klein halfuur naar Caleta Puelche, waar de weg weer verder ging. Op de boot waaide het hard en het was fris, maar we hadden mooi uitzicht op de groene kustlijn, het dorpje met haar houten huizen en over het water, waar een aantal zeehonden zich lieten zien (het is helaas niet gelukt ze vast te leggen).

Vervolgens reden we richting Hornopirén. Hier kwamen we voor het eerst in aanraking met een onverhard deel van de Carretera Austral, vol hobbels, stenen en gaten. In 1996 was de hele weg onverhard, maar het is nu gelukkig grotendeels geasfalteerd. Onze auto moest met een aanzienlijk lagere snelheid over dit deel rijden dan de grote 4×4’s, die ons dan ook constant inhaalden. Nog geen vijf minuten nadat we over de onverharde weg reden, werden we in een modderig gedeelte gepasseerd door een bus die met een behoorlijke vaart reed. De rest van de reis was de hele voorkant van onze zilveren auto daardoor bruin van de modder… Bij aankomst in Hornopirén regende het licht. We verbleven gelukkig in een knusse cabaña met een vuurkachel en een lieve hond, waar we voor het eerst sinds deze reis onze eigen maaltijd (met veel groente) bereidden.

Om verder naar het zuiden te reizen, moesten we eerst weer een stuk met de boot, vier uur dit keer. Het begin en het einde van de boottocht waren qua landschap het meest interessant. We zagen schattige eilanden voor de kust, hier en daar een huis en kleine baaitjes met daarachter groene heuvels en mistige bergen. Verder op zee was de kust haast niet meer zichtbaar en was het vooral water dat in ons blikveld lag. Desondanks hebben we bijna de hele boottocht buiten op het dek gestaan en de harde wind getrotseerd. Dit werd beloond, want we hebben pinguïns en zeeleeuwen gezien. Het schijnt dat er soms dolfijnen en walvissen te zien zijn, maar die dag helaas niet. Toen we de kust weer naderden, doemden nog hogere bergen voor ons op, bedekt met de ongerepte bossen van parque nacional Pumalín.




Toen we aankwamen, regende het hard, maar dat schijnt het hier vaak te doen. Volgens onze taxichauffeur in Puerto Montt regent het een week lang nadat de zon één dag heeft geschenen. Geen van de enthousiaste blogs die ik over deze route had gelezen, repte met een woord over deze frequente heftige regenval. Onderweg naar onze verblijfplaats Chaitén wilden we twee wandelingen maken: de Cascadas Escondidas, met meerdere watervallen en hoge oude bomen, en naar de krater van de vulkaan van Chaitén. In verband met de harde regen besloten we de wandelingen op de terugweg nog een kans te geven, in de hoop op beter weer.

Onderweg zagen we een prachtige valk op de weg lopen, een kuifcaracara. Even later passeerden we twee zeiknatte toeristen die hun duim opstaken. We besloten ze een lift te geven. Ze vertelden dat ze de Carretera Austral met het openbaar vervoer aflegden. Omdat er haast geen bussen rijden naar de toeristische bezienswaardigheden, moesten ze vaak liften. Ze hadden het wandelpad naar de krater van de vulkaan in de regen afgelegd, maar hadden door de laaghangende bewolking niets gezien. We zetten ze af in Chaitén, waar wij doorreden naar een lokaal restaurantje om cazuela te eten, een Chileense maaltijdsoep met vlees, groentes en aardappels.


We hadden geen hotelreservering in Chaitén, omdat alles wat op internet stond vrij duur was en niet goed werd beoordeeld. Al bij het eerste pension waar we informeerden naar een kamer werden we hartelijk ontvangen. De kamer met gedeelde badkamer was relatief goedkoop: 20.000 Chileense pesos (30 euro). De gedeelde badkamer en keuken waren een beetje viezig, maar de woonkamer was gezellig en er was goede wifi. We raakten aan de praat met een Canadees stel, dat was komen fietsen vanuit Ushuaia, de zuidelijkste stad op aarde. We hadden onderweg veel fietsers ingehaald in de stromende regen, want de Carretera Austral staat op de bucket-list van veel fietsfanaten.
De volgende dag regende het net zo hard als de dag ervoor. De wolken tussen de bergen zorgden ervoor dat het landschap er mystiek uitzag, vanuit de warme en droge auto. De meren en rivieren die we passeerden waren door de regen helaas niet goed te zien. We wilden een wandeling maken naar de hangende Yelcho-gletsjer, maar omdat het zo hard regende besloten we verder te rijden. Onderweg passeerden we wederom een liftende wandelaar. Hij was ondanks de stromende regen, en ondanks dat het wandelpad grotendeels was afgesloten, onderweg naar parque nacional Quelat, tien kilometer verderop.

De rit naar onze eindbestemming Coyhaique duurde lang en door de harde regen kregen we weinig mee van het schijnbaar zo mooie landschap. Het begin van de route was goed geasfalteerd, maar de onverharde stukken werden steeds langer. We deden zo’n anderhalf uur over een steil en bochtig bergopwaarts gedeelte van 32 kilometer. Later werd de weg gelukkig een stuk beter en rond zessen kwamen we aan in Coyhaique, de grootste stad langs de route.

De volgende dag zagen we dat het volgens de weersvoorspellingen de dag erna eindelijk droog zou zijn, dus stelden we onze wandeling naar de berg Cerro Castillo een dag uit. We boekten een iets duurdere cabaña dan normaal, gelegen aan het Tabangomeer en 17 kilometer verwijderd van het startpunt van de wandeling naar Cerro Castillo. Om hier te komen moesten we 12 kilometer over een smalle weg vol stenen en hobbels rijden: dit kostte ons drie kwartier! Halverwege deze rit stopte het eindelijk met regenen. Vanuit onze prachtig gelegen cabaña zagen we hoe de wolken voorbij de bergen dreven en hoe de spitse toppen van Cerro Castillo langzaam tevoorschijn kwamen. Dit voelde als een geweldige beloning na zoveel regenachtige uren. We besteedden de middag met genieten van het uitzicht, het stoken van een vuurtje en het drinken van wijn.

De volgende ochtend leken de weervoorspellingen uit te komen: het was droog en zonnig! Vol goede moed begonnen we aan de wandeling van 14 kilometer naar Cerro Castillo, 1.100 meter omhoog. We liepen eerst door een bos en daarna door groene velden vol lentebloemen van waar we uitzicht hadden op verschillende bergen. Na ongeveer 4 kilometer werd het pad smaller, steiler en rotsachtiger en kwamen we onder de wolk terecht die helaas om de top van de berg hing. Gelukkig kwam er hagel uit en geen regen, want van hagel word je niet zo nat. En we zagen een mooie regenboog in het dal onder ons. Vervolgens glibberden we een stuk door de modder en moesten we op de steile bergwand door sneeuw klauteren. Ik was erg blij met mijn waterdichte schoenen!



Na drieënhalf uur bereikten we het uitkijkpunt. We waren inmiddels in een andere wereld terechtgekomen: de grond was volledig bedekt met een dikke laag sneeuw en we werden omringd door besneeuwde bergen. Cerro Castillo’s toppen waren deels verborgen achter de wolken, maar gelukkig zagen we wel een deel van de berg. We verwachtten ook een lichtblauw meer te zien, maar deze was bevroren en ondergesneeuwd… Direct boven ons klaarde het eventjes op en we peuzelden onze broodjes op in het zonnetje terwijl we achter een rots uit de wind zaten. Na een poosje begon het zowel hard te sneeuwen als te waaien en werd duidelijk dat de wolken niet van de bergtop zouden wijken. We liepen terug door de sneeuw en de hagel, maar halverwege won de zon het weer van de wolken en wandelden we vanuit het winterweer terug naar de lente.

Rond half 5 ’s middags kwamen we terug bij de auto, terwijl de zon stralend scheen. Om er zeker van te zijn dat we een deel van de mooie omgeving zouden kunnen ervaren zonder regen, besloten we om niet in het nabijgelegen dorpje te overnachten, maar om direct richting Puerto Rio Tranquilo te rijden. Voor het eerst zagen we hoe hoog de bergen langs de Carretera Austral eigenlijk waren. De weg was echter helemaal onverhard; we zouden de komende twee dagen geen geasfalteerde weg meer tegenkomen. Hierdoor duurde het afleggen van de 120 kilometer een stuk langer dan we hadden verwacht. Rond 9 uur hadden we geen zin meer en bij het eerste hotel dat we tegenkwamen informeerden we naar een vrije kamer.

De volgende ochtend reden we langs het General Carrera-meer, het grootste meer van Chili, naar het dorpje Puerto Rio Tranquilo. Chili deelt dit meer met Argentinië, waar het de naam Lago Buenos Aires draagt. In het dorp informeerden we naar een boottocht naar de marmergrotten, misschien wel de bekendste attractie van de Aysén-regio. Het was gelukkig niet moeilijk om ter plekke een boottochtje te regelen. Het begin en het einde van de tocht waren vrij ruig; ik wist niet dat er zulke hoge golven voorkwamen in meren. De boot verloor hierdoor om de haverklap contact met het water. Ik was blij dat ik mijn regenjas droeg, want het water klotste meerdere keren hoog over de rand van de boot.

Bij de grotten was het water gelukkig een stuk kalmer. We waren blij dat het niet regende en dat de zon begon te schijnen, want pas toen zagen we hoe enorm helder en blauw het water eigenlijk was. Dit komt omdat het smeltwater is, afkomstig uit de nabijgelegen gletsjers. Tijdens het smeltproces komen deeltjes vrij die ervoor zorgen dat de blauwe stralen van de zon extra gereflecteerd worden. Omdat de waterstand in de lente laag is, was het mogelijk om met de boot verschillende grotten in te varen. ’s Zomers kan dit alleen met een kajak. De bijzondere vormen van de grotten, de tekeningen in het marmer en de kleuren ervan in combinatie het helderblauwe water waren prachtig. De hele berg schijnt uit marmer te bestaan en is gelukkig tot beschermd gebied verklaard.

Na de boottocht maakten we korte omweg naar het westen, richting de San Rafael-gletsjer. Dit was een prachtige weg waar we onder meer zijn gestopt bij een grote waterval en een groot donkerblauw meer met daarachter besneeuwde bergen. Voor de tweede keer tijdens deze trip hadden we (eindelijk) het gevoel dat we ons in het mooie Patagonië bevonden waar we zoveel over hadden gehoord. Halverwege moesten we rechtsomkeert maken, omdat de weg was afgesloten door met een aardverschuiving, een aantal weken eerder. De gletsjer was helemaal niet meer te bereiken, maar dit wisten we van tevoren.

Na deze detour reden we weer naar het zuiden om vervolgens naar het oosten verder langs het mooie felblauwe General Carrera-meer te rijden. Om de haverklap stopten we om van het uitzicht te genieten. Bij een lichtblauwe rivier kwamen we onder andere langs een mooie waterval, die we pas van dichtbij konden zien nadat we over een hek waren geklommen en langs velden vol paarse lupinebloemen. Het kleurenpalet was prachtig: de blauwe lucht, de witte sneeuw op de donkere bergen, de groene bomen, de paarse bloemen en de heldere groene en blauwe rivieren en meren. We waren niet helemaal van de regen af, want ondanks dat de zon volop scheen, begon het een paar keer licht te spetteren. Er verscheen een regenboog die misschien nog wel mooier was dan de regenboog tijdens de wandeling naar Cerro Castillo. We sliepen die avond in Puerto Guadal, een klein dorpje aan het meer. Vanaf onze accommodatie keken we uit over het meer en de achterliggende bergen.



De volgende dag was Han jarig, hoera! Helaas was het dorp zo klein dat het geen bakker had, dus ik kon hem niet verrassen met een verse verjaardagstaart. We begonnen de dag met een bezoek aan La Mina Escondia, een sinds 1986 verlaten zinkmijn. We bereikten het terrein via een hobbelige en rotsachtige weg door een spookachtig mossig bos. Er was niemand bij de verlaten mijn te bekennen en er hing een griezelig sfeertje. Een aantal gebouwen stond nog (half) overeind en was overgroeid. Allerlei verroeste werktuigen lagen her en der over het terrein. We ontdekten drie oude mijningangen, die uit de Sneeuwwitje leken te zijn gekopieerd. Ze waren ondergelopen met water dus we konden er niet in.


De rest van de dag reden we in een rustig tempo verder langs het meer naar het dorpje Chile Chico. Vlakbij het dorp veranderde het landschap: het was minder groen en veel rotsachtiger. Vlak voor het dorp passeerden we een berg van groen steen. Het klimaat schijnt hier een stuk warmer en rustiger te zijn dan in het natte noorden. Toen wij er waren was het inderdaad zonnig en vrij warm! Aangekomen in Chile Chico vonden we snel een slaapplaats en daarna een taartje voor de jarige Han.

De volgende ochtend namen we om 8 uur ‘s ochtends de ferry naar Puerto Ibáñez. Vanaf daar reden weer richting het noorden, naar onze verblijfplaats Puyuhuapi. Omdat het niet regende, konden we eindelijk het landschap zien dat op de heenweg verscholen had gestaan achter de laaghangende bewolking. Naast het eerder genoemde kleurenpalet zagen we steile kliffen en hangende gletsjers. Puyuhuapi was een schattig dorp, gesticht door een stel Duitsers in de jaren dertig. Voor het eerst in dagen gingen we uit eten in plaats van zelf provisorisch een pasta in elkaar te flansen (want alles is hier duur). Ik bestelde een heerlijke Chileense vissoep.


De volgende dag bezochten we het mooie Rosselot-meer, dat we op de heenweg hadden overgeslagen in verband met de regen. Daarna maakten we een pitstop in het dorpje Santa Lucia waar we empanadas kochten bij een kleine supermarkt. De weg hier was in een extreem slechte staat en het hele gebied zag eruit alsof het met de grond gelijk was gemaakt. We hoorden dat door de aanhoudende regen in december 2017 een enorm stuk ijs van de Yelchogletsjer afbrak en vervolgens in een meer terecht kwam. Dit veroorzaakte een vloedgolf die Santa Lucia bereikte als enorme modderstroom en de helft van het dorpje heeft weggevaagd. Twintig mensen lieten het leven. Toen we langs de ravage reden zagen we hele bomen in de opgedroogde modder.

Via een omleiding kwamen we terecht op de onverharde weg richting Futaleufú. Een detour; deze plaats hadden we op de heenweg niet bezocht. We deden 3 uur over de rit die normale auto’s – 4×4’s – in anderhalf uur afleggen. Maar we stopten ook vaak. Eerst kwamen we langs een deel van het Yelcho-meer. Het water was super helder, blauw en kalm, waardoor de bergen in het water weerspiegelden. De rest van de route leken de bergen nog hoger, de rivieren nog blauwer en de vegetatie nog groener.


In Futaleufú sliepen we in een klein pension iets buiten het dorp, dat alleen te bereiken was via een zeer steile weg met rotsen, los grind en zand. Het was de eerste keer tijdens deze trip dat onze auto het niet redde. We slipten en kwamen niet verder omhoog. We parkeerden de auto daarom maar halverwege de oprit. Vanuit de schommel in de tuin konden we het fotogenieke groene dal zien. De eigenaar was een beetje bot. Omdat hij op een Chileense manier Spaans sprak (binnensmonds, snel, woorden afraffelend), verstonden we haast geen woord van wat hij zei. Hij zei ‘No entiendes nada’ (‘Jullie verstaan niets’), wat we dan weer wel verstonden…

Het kleine dorp trekt veel bezoekers zoals wij omdat de lichtgroene Futaleufu-rivier bekend staat als goede (en mooie) raftrivier. Helaas bleek dat het door de hoge waterstand al twee weken niet mogelijk is om te raften, maar een goed alternatief was de Rio Azúl. Vergeleken met ons eerste raftavontuur in Argentinië, was de omgeving hier spectaculairder, het laatste deel liep door een kloof, en de rivier was mooier en wilder. De stromingen waren afwisselend categorie 2 en 3 (categorie 5 is het moeilijkst). Ondanks de lage temperatuur van het water nodigden de helderheid en de kleur (en de warme zonnige dag) uit om erin te springen. Op het einde deden we dit ook; Han vanaf een rots van 5 meter hoog en ik vanuit de boot.

Na het raften reden we terug naar het westen richting het beginpunt van het wandelpad naar de hangende Yelcho-gletsjer, één van de wandelingen die we op de heenweg hadden overgeslagen in verband met de regen. We wilden graag in de buurt overnachten, zodat we de dag erna op tijd met de wandeling konden starten. Helaas was het aanbod aan accommodaties beperkt en de prijs hoog. De goedkoopste kamer op Booking.com kostte 135 euro per nacht. Tegen beter weten in keek ik ter plekke nogmaals en tot mijn verbazing ontdekte ik een kamer voor 77 euro die eerst op de website stond aangeboden voor 150 euro! Kort nadat ik dit had gezien viel het internet uit, dus ik kon de kamer niet boeken. We besloten langs het hotel te rijden om naar de prijs te vragen. De man achter de balie bekende dat hij die dag het één en ander had aangepast op Booking.com, maar dat hij niet had beseft dat de kamer er nu zo goedkoop op stond. Maar omdat we de prijs hadden gezien, kregen we de kamer voor die prijs. ‘They are gonna kill me for this,’ zei hij toen hij ons de sleutel overhandigde.

Het hotel was super chique vergeleken bij de hostels waar we de nachten daarvoor hadden geslapen, met een heerlijke douche en het breedste bed waar we ooit in hebben geslapen. Het lag aan het Yelcho-meer, waarlangs we een korte wandeling hebben gemaakt. Op sommige stukken was de ondergrond net drijfzand: Han stapte tijdens deze wandeling met zijn sneakers (hij droeg zijn wandelschoenen niet) op nat zand, waardoor hij tot zijn enkels wegzonk.

Helaas was het de volgende ochtend niet zonnig. Gelukkig was het wel droog, dus wandelden we evengoed naar de hangende Yelcho-gletsjer. Het was een mooie wandeling door een dichtbegroeid bos vol mos langs een snelstromende rivier. Op het pad lagen veel obstakels in de vorm van omgevallen takken en bomen. Op een aantal plekken moesten we op handen en voeten onder de bossen met takken door kruipen. Na anderhalf uur bereikten we het uitkijkpunt naar de gletsjer. Maar wat we al vermoedden, was helaas inderdaad het geval: door de laaghangende bewolking was de gletsjer niet zichtbaar. Gelukkig zagen we wel de nabije waterval, die hoog vanaf de berg in meerdere etappes naar beneden stortte.


Na deze enigszins teleurstellende wandeling reden we naar het zuidelijke deel van Pumalín, het grootste privépark van Chili. Talloze Chileense plekken zijn ‘propiedad privado’ en omheind met een hek. Dit geldt ook voor natuurparken. Het Pumalín park is gelukkig vrij toegankelijk en gecreëerd door het Amerikaanse stel Douglas en Kris Tompkins om de natuur in het gebied te beschermen. Hij is de oprichter van de merken Esprit en The North Face en zij directeur van het merk Patagonia.
Het park week af van de andere, ruigere plekken die we in Patagonië hebben bezocht. Zo konden we het zuidelijke deel gewoon met de auto in rijden, al kwamen we niet heel ver zonder 4×4, en het begin bestond uit een keurig gemaaid gazon. De zon was inmiddels weer doorgebroken en we besloten de Darwin-wandeling te gaan doen van in totaal ongeveer 1,5 uur. Vergeleken met de ochtendwandeling was het een makkelijk pad. In het begin hadden we zelfs het gevoel dat we in het Amsterdamse Bos liepen, maar toen we bij een uitzichtpunt hoge bergen boven het bos zagen uitsteken en langs een rivier liepen met stroomversnellingen en een kleine waterval, werd weer duidelijk dat we ons aan de andere kant van de wereld bevonden.

Na deze wandeling reden we naar Chaitén waar we verbleven bij dezelfde hospedaje als vorige keer. Hier probeerde Han zijn natte schoen van de avond ervoor te drogen op de kachel, maar na een poosje begon deze te roken en te stinken. De hele kamer stond blauw van de rook. Verschrikt kwam de eigenaresse polshoogte nemen. De zool was helemaal zwart en de helft was weggesmolten! We konden er gelukkig allemaal hartelijk om lachen.
De volgende dag wilden we de twee wandelingen maken die we op de regenachtige heenweg hadden overgeslagen, maar helaas regende het de hele dag weer net zo hard. De boot terug naar Hornopirén vertrok pas om acht uur in de avond, dus de dag bestond uit wachten in verschillende cafés, waar we dingen uitzochten voor de drie overgebleven weken van onze reis en ik begon met het schrijven van deze blog.
Midden in de nacht kwamen we aan in Hornopirén, waar het gelukkig droog was. We reden de volgende dag via de mooie kustweg terug naar de pont in Caleta La Arena. Deze route liep vlak langs de oceaan, waar we vanaf het strand en vanuit de auto zes zeeleeuwen hebben zien zwemmen op slechts tien tot twintig meter afstand! Er vlogen meeuwen, aasgieren en pelikanen boven de auto op zoek naar voedsel tussen de rotsen en witte en paarse schelpen op het strand. De andere kant van weg werd opgevrolijkt door de karakteristieke gebouwen van dit gebied: felgekleurde houten kerken en huizen op palen.


Onze laatste avond en nacht in Chili besteedden we in Puerto Varas. Deze plaats ligt aan een meer met uitzicht op de vulkanen Osorno en Calbuco die in 2015 nog uitbarstte. Het is net als Puyuhuapi gesticht door Duitsers, maar dan in de 19e eeuw, en dat is terug te zien in onder andere de architectuur en de namen op gebouwen. Taart heet hier geen ‘pastel’, maar ‘kuchen’. Omdat het gebied bekend staat om zalm, heb ik dat die avond gegeten, uiteraard onder het genot van een Chileens wijntje. Het was de perfecte afsluiting van onze mooie reis over van de Carretera Austral. Ondanks de regen was de route door spectaculaire ruige landschappen 100% de moeite waard. We nemen nu afscheid van Chili en reizen morgen naar Argentinië, waar we de laatste drie weken van onze reis zullen doorbrengen.

You must be logged in to post a comment. Login