We reden over een lange rechte snelweg vanuit Wadi Musa richting Wadi Rum in het zuiden van Jordanië. Tijdens deze tocht van circa 3 uur werd het landschap steeds vlakker en woestijnachtiger. Langs de weg verschenen waarschuwingsborden voor dromedarissen en het duurde niet lang voordat we de weg met ze deelden. Ze sjokten rustig herkauwend de weg over.

Kort hierna bereikten we het bezoekerscentrum van onze eindbestemming Wadi Rum, een rotsachtige vallei in de woestijn van circa 720 vierkante kilometer. Ondanks het onherbergzame landschap, wordt het gebied al bewoond sinds de prehistorie. De Nabateeërs, de stichters van onder andere Petra, lieten duizenden inscripties en rotstekeningen achter. Tegenwoordig is het gebied Unesco Werelderfgoed en wonen er Bedoeïenen die voornamelijk van het toerisme leven. Heel toepasselijk betekent ‘Bedoeïen’ woestijnbewoner in het Arabisch. Ze staan bekend om hun gastvrijheid, dus toen we de mogelijkheid zagen om in de woestijn bij Bedoeïenen te overnachten, lieten we deze niet aan ons voorbij gaan. In het dorpje Wadi Rum werden we opgewacht door Bedoeïen Soliman, de eigenaar van het tentenkamp in de woestijn waar we twee nachten zouden overnachten.

Het eerste stukje naar het tentenkamp legden we op een dromedaris af. Het was hobbelig en best zielig, want Hans dromedaris droeg een muilkorf en uitte zijn tegenzin door constant te zigzaggen. Geen aanrader dus. Het laatste gedeelte van de tocht werden we vervoerd met een jeep en kregen zo een prachtige eerste indruk van de omgeving.

In lijn met onze verwachting was het tentenkamp erg basic. We hadden weliswaar een privékamer met tweepersoonsbed, maar de dunne muurtjes en de stapel dekens beloofden niet veel goeds voor de koude woestijnnacht. Aan het einde van de middag zochten we een mooie plek uit, uit de wind, om naar de zonsondergang te kijken. Toen de zon weg was, koelde het direct flink af. In de sfeervol ingerichte gemeenschappelijke ruimte warmden we ons bij het vuur. Het avondeten bestond uit zarb, een ondergrondse barbecue. De kip, aardappelen en groenten waren urenlang gegaard in een verwarmd gat onder de grond. Alles was super sappig en smaakvol. Daarna werden we vermaakt met live opgevoerde Bedoeïen-liederen. Het was een sprookjesachtige avond.

Toen we de volgende ochtend onze tent verlieten na een koude nacht, werden we begroet door een stralende zonsopgang over het kamp. Na het ontbijt, toen een dreigend wolkendek de blauwe lucht bedekte, startte onze jeeptour met gids Ali. Het was een wonder dat de jeep vooruit kwam, want afgezien van de motor was álles in ons blikveld kapot: het raam, de verwarming, de ruitenwissers, de snelheidsmeter, de kilometerteller, de spiegels, de radio en de bekleding. Het was helaas te koud en te winderig om achterop de jeep plaats te nemen. Han zat naast Ali en ik achterin met een stapel dekens op mijn schoot. Zo toerden we langs bijzondere bezienswaardigheden – de Siq al-Khazali kloof, de rode Al-Hasany duinen, grillige rotsformaties en rotsbruggen Little Bridge en Jebel Umm Fruth.

Tussendoor warmden we onszelf op in een van de vele met tapijt bekleedde Bedoeïenententen bij het vuur met een (gratis) kopje verse zwarte thee met gedroogde salie uit de woestijn. In elke tent werden we hartelijk ontvangen. Het viel ons op dat we alleen door mannen werden ontvangen. Soliman vertelde ons later dat de rol van de vrouw in de Bedoeïenensamenleving beperkt is tot de privésfeer en ze daarom niet zichtbaar zijn.
Laat in de ochtend bezochten we de overblijfselen van het huis van de Engelsman Thomas Edward Lawrence, beter bekend als Lawrence van Arabië. Hij woonde hier ten tijde van de Arabische opstand ruim 100 jaar geleden, waarin hij een rol speelde. Door de verfilming van zijn boek in 1962 raakten Lawrence en Wadi Rum bekend bij het Europese publiek. We vonden de overblijfselen van het huis niet bijster interessant, maar we klommen iets verder omhoog via de rotsen en dat bleek een prachtige plek om het uitzicht te bewonderen.

Onderweg naar onze lunchplek reden we langs een groepje dromedarissen. De gids vertelde dat ze niet in het wild voorkomen, in tegenstelling tot kamelen. Dromedarissen hebben altijd een eigenaar, die ze vaak een tijd laat loslopen in de woestijn. Dit groepje was dan ook duidelijk gewend aan mensen: we mochten heel dichtbij komen (dichter dan van mij had gehoeven…). Ali koos een lunchplek tegen een rotswand uit de wind. Toch was het erg koud. Hij stookte een vuurtje om ons warm te houden, maar de wind maakte het hem moeilijk. Om het vuur van het kookstel te beschermen tegen de (harde) wind, zette de gids het kookstel ín de auto. Na de lunch begon het zelfs te regenen. Zeldzaam, want in Wadi Rum regent het gemiddeld slechts 15 dagen per jaar en de laatste keer was een maand eerder.

Ondanks (en misschien wel dankzij) de barre weersomstandigheden, was ons bezoek aan het prachtige Wadi Rum erg avontuurlijk. We ervoeren dat het stereotype beeld van de altijd hete woestijn niet klopt. De temperatuur was zelfs beduidend lager dan tijdens onze hele Nederlandse winter. Terug aangekomen bij de huurauto zetten we de verwarming vol aan, terwijl onze gedachten bij de inwoners van Wadi Rum waren, die deze barre koude weersomstandigheden elk jaar een aantal maanden moeten trotseren.
You must be logged in to post a comment. Login