The valley of the Inca’s

The valley of the Inca’s

Inca Kola, Inkafarma, Incamassage… In Peru dragen de meest willekeurige dingen de naam Inca: blijkbaar verkoopt het goed. In de voormalige hoofdstad van het Incarijk Cusco is de naam logischerwijs nog populairder dan in de rest van het land. Daarnaast staat op het midden van het Plaza de Armas van de stad een gouden standbeeld van Pachacuti, een belangrijke Inca-heerser, omringt door koloniale Spaanse kathedralen.

(NB. Het gele drankje Inca Kola is overigens niet te drinken: het smaakt naar hele zoete kauwgomballen)

Het standbeeld van Pachacuti met de kathedraal van Cusco op de achtergrond

Waarom zijn de Inca’s tegenwoordig zo populair? Het rijk heeft in totaal slechts minder dan honderd jaar bestaan, van 1438 tot 1532. Daarnaast hadden ze het wiel (letterlijk) niet uitgevonden en gebruikten ze geen schrift. Voor communicatie maakten ze gebruik van boodschappenjongens genaamd chasqui’s. Zij renden per persoon circa tien kilometer in een soort estafettetraject, en gaven dan de boodschap (of verse vis) door aan de volgende chasqui. Op deze manier kon relatief snel grote afstanden worden afgelegd. Verder hielden ze ervan om kleine kinderen te offeren aan de goden, zoals we in Arequipa hadden gezien. Dus waarom worden ze nu vereerd?

Allereerst spreekt het tot de verbeelding dat de Inca’s in een relatief korte periode twintig procent van het Zuid-Amerikaanse continent wisten te veroveren, voornamelijk in het Andesgebergte. Ze bouwden dus een rijk op in een zeer onherbergzaam deel van de wereld. Ze waren dan ook ingenieus op het gebied van landbouwtechnieken. Om gewassen zoals maïs en aardappels te kunnen verbouwen op de steile bergen, transformeerden de Inca’s de bergwanden tot trappen: de zogenaamde Incaterassen. Daarnaast maakten ze geweldige bouwwerken op hoge bergen en kliffen. Twee weken geleden hebben we aan de Peruaanse kust één van deze bouwwerken bezocht, genaamd Tambo Colorado oftewel ‘rood verblijf’ omdat de wanden resten vertoonden van rode (en gele) verf. In tegenstelling tot de meeste ruïnes die we nabij Cusco zouden gaan bezoeken, waren we hier de enige toeristen. De Inca’s hadden dit verblijf in de 15e eeuw veroverd op de Wari en Hincha. Hun bouwtechniek steunde dan ook op de technieken van deze voorgangers, maar er is duidelijk verschil te zien tussen de verschillende bouwstijlen. De techniek van de Inca’s was het meest verfijnd en bestond uit kleine stenen van klei die de tand des tijds hebben doorstaan door het droge woestijnklimaat.

Een muur van Tambo Colorado met resten van rode en gele verf

Buiten het woestijngebied, in het Andesgebergte, maakten de Inca’s geen gebruik van klei maar van enorme stenen. Talloze ruïnes bestaan uit muren gemaakt van stenen die perfect in elkaar passen als een enorme puzzel. Cement werd niet gebruikt; de stenen liggen los in elkaar. Dit maakt deze muren veel beter bestand tegen aardbevingen dan muren die met cement zijn gemaakt, zoals bijvoorbeeld later door de Spanjaarden werd gedaan. Toen zij in 1537 Cusco veroverden op de Inca’s, bouwden zij nieuwe gebouwen op de fundamenten van diens bouwwerken. Zo bouwden ze de Iglesia de Santo Domingo met het materiaal en op de plek van Tempel van de Zon, de belangrijkste tempel van de Inca’s. Nog steeds zijn de stenen Incamuren door de hele stad zichtbaar. Het geeft de smalle straten van de heuvelachtige stad een bijzondere aanblik. Het is dan ook niet voor niets dat Cusco enorm populair is onder toeristen en Europeanen die een aantal maanden Spaans willen leren (of iets anders willen doen) in Zuid-Amerika. Op elke hoek van de straat bevinden zich wel één of meerdere hippe koffietentjes of biologische restaurantjes. Toeristisch, ja. Leuk en sfeervol? Ook ja.

De sfeervolle straten van Cusco

Het is bewonderenswaardig hoe de Inca’s de enorme stenen voor hun bouwwerken hebben verplaatst en vervolgens op maat konden maken. De overblijfselen van de imposante zigzaggende muren van Incatempel Sacsayhuamán (ongeveer uit te spreken als sexy woman) zijn hier een goed voorbeeld van. De grootste steenblokken wegen wel 12 ton! De Inca’s maakten kleine openingen in de stenen waar ze vervolgens natte stokken in staken. Deze bevroren, waardoor de stenen barstten. Daarna werden ze gepolijst met keien van ijzeroxide.

De imposante zigzaggende muren van Incatempel Sacsayhuamán

Het bekendste bouwwerk van de Inca’s is uiteraard Machu Picchu, gelegen in de ‘heilige vallei’ van de Inca’s rondom Cusco. In 2007 werd het verkozen tot één van de zeven moderne wereldwonderen. Het lopen van de Inca Trail naar Machu Picchu is voor vele mensen een bucket list-dingetje. Het is zo populair dat het maximum aantal personen dat per dag aan deze vierdaagse tocht mag beginnen op 500 is gesteld. In het hoogseizoen moet deelname minimaal zes maanden van tevoren worden gereserveerd!

Aangezien wij tijdens onze ongeplande reis door Peru flexibel wilden blijven, was het lopen van de wereldberoemde Inca Trail dus geen optie. Gelukkig hadden we tijdens de Santa Cruz trekking ook al op een Incapad gelopen. Of was het een pre-Incapad? Volgens mijn Trotter-reisgids zijn grote delen van de bekende Inca Trail niet eens door de Inca’s zelf, maar door de ‘pre-Inca’s’ aangelegd.

Het maximum aantal bezoekers dat Machu Picchu per dag mag bezoeken, is gelukkig niet gesteld op 500 maar op 2.500. Het was mogelijk om kort van tevoren tickets te regelen: vijf dagen van tevoren waren er nog 200 tickets beschikbaar. Naast het lopen van de Inca Trail zijn er andere manieren om Machu Picchu te bereiken: per trein en bus vanaf Cusco en het dorpje Aguas Calientes of te voet via een andere trek.

Wij besloten een 4-daagse variatie van de populaire Salkantay Trek te maken, om Machu Picchu toch te voet te kunnen bereiken en het prachtige diverse landschap te bewonderen waarover we hadden gelezen. We boekten onze trek via het kleinschalige lokale bedrijf Refugios Salkantay dat samenwerkt met verschillende kleine familieherbergen in het gebied, want we wilden niet kamperen en niet wandelen in een grote georganiseerde groep.

De eerste dag liepen we in ongeveer twee uur naar onze eerste herberg in het dorpje Sorayapampa. De route liep grotendeels langs een Inca-aquaduct met uitzicht op Salkantay’s 6.271 meter hoge maar bewolkte piek. We liepen samen met twee vrouwen uit Uruguay die voor het eerst in het buitenland waren. Tijdens lunch en diner voerden we een zeer moeizaam maar grappig gesprek in het Spanglish. Het Uruguayaanse accent is zo verschillend van het Peruaanse Spaans dat zij en het personeel van de herberg elkaar zelfs vaak niet verstonden.

Het Inca-aquaduct met uitzicht op Salkantay’s 6.271 meter hoge bewolkte piek

In de middag bezochten we het mooie Humantay-meer om te wennen aan de hoogte. Nu hebben wij natuurlijk al aardig wat gewandeld op grote hoogte nabij Huaraz, dus de anderhalf uur omhoog en een uur naar beneden was relatief makkelijk. Het was bijzonder om te merken hoe mijn lichaam zich heeft aangepast aan de hoogte. Ik ademde nog steeds zwaar, maar was een stuk minder snel buiten adem en hoefde minder vaak te stoppen dan drie weken geleden.

Het Humantay-meer

Op dag 2 trotseerden we in 3 uur tijd de Salkantay-pas op 4.600 meter. Door de snel overtrekkende bewolking konden we de piek wederom niet bewonderen, maar het zorgde wel voor een mystiek sfeertje.

De bewolkte Salkantay-pas

De rest van de wandeling van die dag bestond uit een afdaling naar 2.900 meter hoogte. Dit was ontzettend zwaar voor onze gewrichten. Gelukkig zorgde het snel veranderende landschap voor de nodige afleiding. Na de lunch kwamen we terecht in een tropisch groen cloud forest, met uiteraard de bijbehorende regen. De natuur was heel mooi en het contrast met slechts een paar uur lopen groot.

Het tropisch groene cloud forest

In het plaatsje Challway werden we opgewacht door koffieboer David, die ons met een auto in een uur tijd over een prachtige maar onverharde slingerweg vervoerde naar zijn biologische koffieplantage. Onderweg veranderde het klimaat wederom: het was hier warmer en tropischer.

De Inca’s wisten ook wel raad met de klimaatverschillen in dit gebied. Een paar dagen later zouden we het Moray-terrassencomplex bezoeken. In 1930 werden deze landbouwterrassen in de vorm van amfitheaters gevonden, waarmee verschillende klimaten werden nagebootst. Op de laagste terrassen konden tropische gewassen worden verbouwd, zelfs in de winter omdat ze beschermd werden tegen de wind, regen en kou. Ingenieus bedacht!

De ronde terassen van Moray

Dag 3 startte ontspannend in de warmwaterbaden van Santa Theresa. Daarna liepen we vier uur in de volle zon naar onze volgende verblijfplaats, de Llactapata Lodge. Hiervoor moesten we een steile bergpas in de jungle afleggen. We hadden een halfuur eerder kunnen aankomen, ware het niet dat we werden opgehouden door een briesende stier die midden op het smalle bergpad stond, inclusief zwiepende staart en klapperende oren. Elke keer als we langs hem probeerden te glippen, draaide hij zijn hoofd met een ruk onze kant op en maakte aanstalten om op ons af te stormen. Op een gegeven moment wist Han langs hem te glippen. Maar toen stond ik nog aan de verkeerde kant! Ik verborg me achter een struik, terwijl Han de stier terug het pad af joeg. Zodra hij voorbij mijn schuilplaats liep, sprong ik tevoorschijn en konden we onze weg vervolgen. De rest van de tocht was steil en heet, maar het uitzicht bovenop de berg was het waard: zover onze ogen konden reiken, volgden talloze bergen elkaar op. En als bonus hadden we zelfs zicht op Machu Picchu! We waren het erover eens dat dit het mooiste uitzicht was dat we ooit hadden gezien.

Het prachtige uitzicht (inclusief Machu Picchu) vanaf de bergtop

Na een poosje van het uitzicht genoten te hebben, begonnen we aan de korte daling richting de herberg. Voordat we daar aankwamen, passeerden we de Llactapataruïne, het broertje van Machu Picchu dat precies in diens verlengde ligt. Verschil is echter dat er geen andere toeristen waren, dat het bijna volledig is overgroeid met vegetatie à la de ruïnes bij Angkor Wat in Cambodja, en we geen entreegeld hoefden te betalen. Eenmaal in de herberg bleek dat we vanuit onze (eenvoudige) slaapkamer hetzelfde uitzicht hadden als vanaf de bergtop, inclusief Machu Picchu! Onze kamer had grote ramen en geen gordijnen, dus dat was bijzonder wakker worden de volgende dag.

De overgroeide Llactapataruïne

Op dag 4 daalden we drie uur af door de jungle. We hadden steeds vanuit een andere hoek zicht op Machu Picchu. Na een slechte lunch liepen we nogmaals drie uur tot onze eindbestemming Aguas Calientes. Dit was het minst interessante deel van de trekking, omdat we langs een spoorlijn moesten lopen (en omdat het halverwege vrij hard begon te regenen en te onweren).

Machu Picchu in de verte tijdens de wandeling van dag 4

Aguas Calientes is het toeristendorpje dat vlakbij Machu Picchu ligt. Wij vonden het een verschrikkelijk oord en waren blij dat we er maar één nacht hoefden te verblijven. De volgende ochtend stond het bezoek aan Machu Picchu namelijk eindelijk op het programma! We hadden een ochtendticket, wat inhield dat we van 6 uur tot 12 uur toegang hadden tot het wereldwonder. Omdat we verhalen hadden gehoord van lange wachttijden voor de bus, besloten we ook de laatste klim naar Machu Picchu te voet af te leggen en om 4 uur in de ochtend te vertrekken. En inderdaad, toen we langs de bushalte liepen, stond er al een lange rij mensen te wachten op de eerste bus van 5 uur. Maar toen we om half 5 bij het begin van het wandelpad omhoog aankwamen, moesten ook wij aansluiten in een rij met wandelaars, want pas om 5 uur gingen de poorten naar het pad open. Eén minuut voor zes kwamen we hijgend en zwetend aan bij de ingang van Machu Picchu en konden we aansluiten in de volgende rij. We made it!

Toen de deuren opengingen, stroomde de massa richting het eerste uitkijkpunt. Iedereen wilde uiteraard een overzichtsfoto van Machu Picchu met zo min mogelijk andere mensen erop en was zelfs bereid hier ruzie over te maken. Gelukkig waren er nog zo’n twintig andere uitkijkpunten, dus de hysterie was onnodig. Vanaf één van deze uitkijkpunten werd voor mij duidelijk waarom het wordt beschouwd als een wereldwonder: de ligging! Het is gebouwd op een klif tussen tientallen hoge groene bergen. Het lichtgroene gras tussen de grijze muren steekt fel af tegen de donkergroene bergen.

Machu Picchu

De ruïne werd in 1911 ‘wetenschappelijk’ ontdekt door de Amerikaanse historicus Hiram Bingham, maar de lokale bevolking wist allang af van het bestaan. Het was zelfs bewoond en de landbouwterrassen werden gebruikt. Tijdens Bingham’s eerste bezoek werd hij dan ook rondgeleid door een lokale boer en een jonge jongen. Na zijn ‘ontdekking’ bracht hij zijn universiteit Yale en de National Geographic Society op de hoogte en sindsdien wordt er onderzoek naar de plek verricht. Hoogstwaarschijnlijk was Machu Picchu geen stad, maar een Incapaleis.

Wij hadden ook tickets om de Machu Picchu-berg te beklimmen, ruim een uur omhoog en ruim een uur omlaag. Maar na zoveel dagen bergen beklimmen kon ik me er niet meer toe aanzetten om verder dan halverwege te klauteren. Het uitzicht was vanaf dat punt ook prachtig en daarnaast zouden we meer tijd overhouden om de ruïne zelf te bezoeken: het koninklijk paleis, de tempels van de Zon, de Condor en de Drie Vensters, de steengroeve en de landbouwterrassen. Het was erg interessant en de moeite waard.

De Tempel van de Zon

Gelukkig merkten we niet op alle plekken dat er ruim duizend mensen met ons in de ruïne stonden. Rond elf uur hadden we alles uitgebreid bewonderd en namen we (dit keer wel) de bus terug naar Aguas Calientes.
Om half 2 lieten we het toeristenstadje achter ons in een veel te dure toeristentrein. Dit was de enige mogelijkheid om Aguas Calientes te verlaten zonder vijftig kilometer te moeten lopen. Een enkeltje naar Ollantaytambo kostte tachtig Amerikaanse dollars! Maar tijdens de rit kregen we wel een drankje, een brownie, een ‘traditioneel Saqra dansoptreden’ van een man in een gekleurd pak met een eng masker op en een modeshow met kleding gemaakt van Alpacawol…

Ollantaytambo was een sfeervol en rustig dorpje. ’s Avonds waren we op het centrale plein van het dorp getuige van schattige dansoptredens van basisschoolkinderen gekleed in prachtige traditionele kleurrijke outfits. Ollantaytambo is de enige plaats in Peru waar het oorspronkelijke stadsplan van de Inca’s bewaard is gebleven. Het was in de pre-Inca tijd de hoofdstad van het gebied, omdat hier drie wegen samenkomen: die naar de kust, die naar de Andes en die naar de Amazone. We bezochten de Incavesting, die de weg naar Machu Picchu bewaakte en onder meer bestaat uit talloze steile landbouwterrassen en een enorme steen die onderdeel was van de zonnetempel. De Spanjaarden trachtten de vesting in eerste instantie tevergeefs in te nemen. De Inca’s wisten het een jaar lang te verdedigen voordat de Spanjaarden het definitief overnamen en de Inca’s zich terugtrokken naar Vilcabamba.

Ollantaytambo

Na dit bezoek was het tijd om terug te reizen naar Cusco, met een aantal stops onderweg: de ronde terrassen van Moray, de circa 4.000 zoutpannen van Maras en ten slotte een weefatelier en nog meer Incaterrassen in het dorpje Chinchero.

De zoutpannen van Maras

Na een dagje uitrusten in Cusco, hebben we gisteren de indrukwekkende gekleurde bergen van Palccoyo op 4.900 meter hoogte bezocht. Deze staan ook wel bekend als de regenboogbergen. Eén van deze bergen is de afgelopen jaren erg populair geworden als toeristische attractie. De reisorganisaties in Cusco spelen daar handig op in: ze fotoshoppen de bergen totdat de kleuren onrealistische overeenkomsten vertonen met de kleuren van een regenboog. De online recensies spraken vrij negatief over deze dagtrip (te druk, slecht wandelpad, slechts één uitzichtpunt), dus daarom besloten we na wat onderzoek met Exploor, een duurdere reisorganisatie, een ander gedeelte van het gebied te bezoeken: Palccoyo. Een goede keuze! Tijdens de rit ernaar toe zagen we de aarde verkleuren: rood, groen, paars. De kleuren worden veroorzaakt door de grondstoffen: rood door ijzer, groen door koper en wit door kwarts.

Het rode landschap op weg naar de regenboogbergen

De Peruaanse overheid heeft het land daarom recentelijk verkocht aan mijnbedrijven. Het zou zonde zijn als dit prachtige landschap verloren gaat, want een aantal van de bergen in het gebied hebben echt de kleuren en strepen van een regenboog! De lokale bevolking is het er ook niet mee eens; zij verdienen liever geld aan de bezoekende toeristen. Er zijn plannen om een nationaal park van het gebied te maken. Volgens onze gids is dat de enige manier om de afspraak met de mijnbedrijven ongedaan te maken. Wellicht wordt het gebied (gezien de marketingkracht van de naam Inca) dan wel omgedoopt tot de Inca Mountains, aangezien de vlag van de Inca’s de kleuren van de regenboog heeft.

Eén van de regenboogbergen

In het gebied zagen we niet alleen gekleurde bergen, maar ook een hoge besneeuwde piek. Dit was Ausangate van 6.384 meter hoog. De Inca’s schijnen Cusco bewust tussen deze berg en de Salkantay te hebben gebouwd, omdat beide bergen apu’s (heilig) waren.

Op de terugweg naar Cusco stopte de minibus in een klein dorpje, waar onze gids (en Han later ook) stukken brood uitdeelde aan de schattige maar ondervoede kinderen. Hij vertelde dat Exploor een samenwerkingsverband wil aangaan met de inwoners van dit dorp door een restaurant te bouwen en alle toeristen hier lokaal verbouwd en bereid voedsel aan te bieden. Zo kan de lokale bevolking extra aan het toerisme verdienen.

Vandaag is het tijd om onze volgende trip voor te bereiden: we gaan naar de Amazone! Misschien nog even uitrusten met een Inkamassage of een Inkapedicure?